Trainen voor de dodentocht
Je hebt mensen die onvoorbereid aan hun eerste Dodentocht beginnen, maar dat is niets voor mij. Niet in het minst omdat mijn linker enkel mij in 2013 een paar keer in de steek liet. Dus wil ik me degelijk voorbereiden zodat de kans ook groter is dat ik bij mijn eerste poging de eindmeet haal.
Trainingsschema
Dus ging ik op zoek naar een trainingsschema en dat vond ik bij Wandelsport Vlaanderen (nieuwe link 2021) . Een trainingsgids met informatie over wandelkledij, stretchoefeningen, tips voor voetverzorging en twee trainingsschema’s: 200 dagen en 100 dagen. Aangezien ik nog tijd genoeg had en rustig wilde opbouwen koos ik voor het schema van 200 dagen.
Het eerste wat me opviel is dat dat schema best wel haalbaar was. In de oneven weken 2 trainingen, in de even weken 3, dat is niet niks, maar je hoeft er nu ook weer geen verlof voor te nemen. De trainigen in het weekend focussen op afstand: je begint bij 7 en bouwt dat stelselmatig op. Daar moet je inderdaad tijd voor vrijmaken. Maar de trainingen doorheen de week, zijn meestal maar 50 of 60 minuten, dat is voor veel mensen haalbaar.
Het tweede wat me opviel is de focus op tempo. Bij alle trainingen staat opgegeven welke afstand je moet afleggen en bij de trainingen doorheen de week ook nog eens een tijd. Bijvoorbeeld 4 Kilometer in 50 minuten of 5 kilometer in 60 minuten, 4,8 of 5 kilometer per uur dus. Dat vond ik eerst wat vreemd. Ik dacht dat ik vooral moest trainen op afstand, maar het grootste deel van de weekendtrainingen is 20 kilometer of minder.
Toen viel mijn frank. De Dodentocht is ongeveer 100 kilometer en je hebt 24 uur de tijd om die afstand af te leggen. Als je gemiddeld 4 km/u wandelt, haal je de eindmeet niet. Aan een gemiddelde van 5 km/u doe je er ongeveer 20 uur over. Maar dat is dan zonder te stoppen om te eten, te drinken, van sokken of schoenen te wisselen of naar het toilet te gaan. Het is dus echt wel nodig om gemiddeld 5 km/u te halen en de eerste uren misschien nog iets sneller zodat je op het einde, als het allemaal wat moeilijker gaat, toch nog binnen de tijd de finishlijn over kan strompelen.
In de gids staan ook een paar belangrijke kanttekeningen bij de trainingsschema’s:
- De schema’s zijn maar richtlijnen, pas de data aan aan de dagen die voor jou passen, maar zorg er voor dat er minstens één dag rust 2 trainingen zit.
- Als je nog andere sportieve activiteiten hebt, dan kan je ook één wandeltraining vervangen door die sport.
- Ben je moe of ziek? Doe dan een lichtere training of train zelfs niet. Gun je lichaam de nodige rust.
Ook die nuances zijn belangrijk.
In het trainingsschema van 200 dagen zitten 3 tussendoelen: 32km, 50km en 2 dagen na elkaar 42 km (al wordt dat in de gids genuanceerd tot 2 dagen na elkaar 30 km). Daar wordt naar opgebouwd en de week daarna zijn de trainingen rustiger en korter.
Trainingen inplannen
Als je 26 weken lang 2 à 3 keer per week gaat trainen, dan moet je dat toch een beetje inplannen. Om dat voor mezelf een beetje overzichtelijk te houden kopieerde ik de trainingsschema’s van Wandelsport Vlaanderen in een aparte Google Agenda.
Zo kan ik makkelijk zien welke trainingen er die week op het programma staan en ze dan inplannen zoals het mij uitkomt.
Ik gebruikte zelf de agenda met het trainingsschema van 200 dagen, maar heb ook een agenda met het intensieve trainingschema van 100 dagen aangemaakt die je makkelijk kan importeren in eender welke digitale agenda.
Trainen in de praktijk
Soms wandelt mijn vriendin mee of een vriend, maar meestal train ik alleen. Ik probeer om de trainingen zoveel mogelijk in te passen in mijn agenda, zodat ik er ook niet veel extra tijd aan moet besteden: als ik ergens een afspraak heb, kijk ik of ik die afstand niet (deels) te voet kan doen.
Een afspraak in Mortsel, een bezoek in Ekeren, een cadeau afhalen in Schoten of een uitvaart in het Schoonselhof? Boeken die dringend naar de bibliotheek moeten? Wat vroeger vertrekken (of wat later afspreken), wandelschoenen aan en te voet gaan in plaats van met de fiets of de tram. (En indien nodig propere kleren die niet te hard kreuken in de de rugzak)
Vroeger durfde ik al eens in Kalmthout af te stappen om dan langs de molen van Wildert naar Nieuwmoer te wandelen als ik tijd had, sinds een paar maanden is dat mijn eerste reflex.
Daardoor zijn die trainingen weleens wat langer dan de voorgestelde 4 of 5 kilometer, maar zo kan ik het nuttige aan het aangename koppelen en ik houd wel rekening mee dat ik niet teveel train. Als ik niet weet waar naartoe, dan wandel ik vaak langs Park Spoor Noord en de nieuwe fietsbrug tot in Merksem en terug langs een iets andere weg.
Voor de langere wandelingen kom ik vaak uit bij GR’s. Ik was in het najaar al begonnen aan het Sniederspad (GR 565), dus was het logisch om die route af te werken. Door Antwerpen passeert ook GR 12 onderweg van Amsterdam naar Parijs, dus daar wandel ik ook stukken van. Toen mijn vriendin met studiegenoten had afgesproken in Oost-Vlaanderen, heeft ze mij onderweg afgezet en heb ik een stuk van de Vlaanderenroute (GR 128) gewandeld.
De langste afstand in het trainingsschema is 50 kilometer en het toeval wil dat ik langer een tocht wilde doen die ongeveer zo lang was: op de overzichtskaart GR-netwerk Vlaanderen op www.groteroutepaden.be staat bovenaan een rare kronkel: GR 5 (Noordzee-Nice) en GR 12 (Amsterdam-Parijs) zijn allebei doorgetekend tot in Bergen Op Zoom.
Het leek me wel leuk om die 2 delen te combineren en te wandelen van Zandvliet over Bergen Op Zoom naar het station van Heide en wat vrienden uit te nodigen om mee te wandelen, te lunchen in Bergen Op Zoom of er na afloop ene te drinken in Heide.
Voor de twee marathons na elkaar ben ik ook flexibel geweest met het trainingsschema: dat tussendoel was gepland tijdens onze vakantie en dat leek me niet zo’n leuke combinatie. Daarom heb ik dat tussendoel een weekje naar voor verschoven en ook de trainingen wat aangepast. Maar tijdens de vakantie heb ik toch ook nog wel wat kilometers afgelegd.
Wandelgerief
Voor mezelf maak ik een onderscheid tussen de korte en de lange trainingen. Als ik een uur ga wandelen, neem ik vaak enkel mijn gsm mee om de wandeling te tracken en misschien nog een flesje water.
Als de afstand wat langer wordt of als ik ergens naartoe wandel, neem ik wat meer mee. Dan neem ik zeker water mee en gewoonlijk ook extra sokken zodat ik van sokken kan wisselen als ik aankom en kan terugwandelen met verse sokken. Om mezelf een beetje op te frissen neem ik dan ook vaak een klein handdoekje mee en een pakje vochtige doekjes.
Voor de lange wandelingen neem ik ook wat eten mee voor onderweg. Ik probeer ieder uur iets te eten. Dat kan vannalles zijn, vaak peperkoek of een banaan, maar meestal ook wortelen, komkommer en selder. Voor de echt lange afstanden neem ik boterhammen mee voor ‘s middags.
In mijn rugzak zitten ook de stretchoefeningen uit de trainingsgids. Die probeer ik onmiddellijk te doen als ik aankom. Al vind ik het natuurlijk iets interessanter om de bus te halen en thuis te ontspannen in plaats van nog 5 minuten te stretchen en dan 55 minuten op de volgende bus te wachten.
Waar ik gewoonlijk het hardst over twijfel is mijn camera. Voor ik begon te trainen voor de Dodentocht nam ik die eigenlijk standaard mee. Tegenwoordig laat ik hem meestal thuis.
Om te beginnen omdat hij redelijk zwaar is en wel wat ruimte inneemt. Na een paar uur begint die extra kilogram toch door te wegen.
Wandelen met een camera haalt ook mijn tempo naar beneden. Een foto is snel getrokken, maar eentje is geentje, misschien beter vanuit dit standpunt, zou ik er een panorama van maken, als ik voorzichtig nader kan ik misschien nog een mooiere foto van die reiger, … Je snapt het wel. En als ik mijn camera meeneem trek ik ook meer foto’s.
Dus laat ik hem meestal thuis en neem ik hem enkel mee op kortere tochten of als ik van plan ben om langs een paar fotogenieke plekjes te passeren. Want dat houdt die trainingen ook leuk.
En dat blijft toch het belangrijkste: het moet leuk blijven, anders hou je het niet vol.
2 thoughts on “Trainen voor de dodentocht”